De geschiedenis van Portugal wordt gedomineerd door de ontdekkingen van de zeevaarders, waarvan de belangrijkste dateren uit de vroege 15e eeuw. De Gouden Eeuw van ontdekkingen startte in Portugal met Hendrik de Zeevaarder, die het Arabische monopolie op de Afrikaanse en Aziatische handelsroutes wilde doorbreken. Beroemde Portugese ontdekkingreizigers zijn onder andere Bartholomeu Dias, de eerste Europeaan die in 1487 rond Kaap de Goede vaarde, Vasco da Gama, die een oceaanroute van Portugal naar Indië ontdekte, Pedro Alvares Cabral, de eerste Europeaan die in 1500 oog in oog kwam te staan met Brazilië, en Ferdinand Magellan, de eerste persoon die een zeilreis rond de wereld maakte. Dit tijdperk zag het succes dat de Portugese ontdekkingsreizigers hadden in het verkrijgen van monopolie op de specerijenhandel en hun expedities naar Japan en de Nieuwe Wereld bezorgden Portugal grote rijkdom en macht. De nieuwe ontdekkingen brachten niet alleen verzwegen rijkdom in de vorm van goud, zilver en specerijen, maar ook veel macht en invloed. De verspreiding van het katholicisme was waarschijnlijk het langstdurende resultaat van de ontdekkingen.
Op 1 november 1755 om ongeveer tien over half tien ’s morgens werd Lissabon getroffen door een van de meest verwoestende en dodelijke aardbevingen in de menselijke geschiedenis. De schatting is dat ongeveer een kwart van de 200.000 inwoners tellende bevolking van Lissabon het leven liet, maar het totale aantal dodelijke slachtoffers zou wel eens hoger dan 100.000 kunnen zijn geweest. De aardbeving, met een kracht van 9 op de Schaal van Richter, werd al snel gevolgd door een enorme vloedgolf en een grote brand die samen een groot deel van de stad verwoestten. Door deze gebeurtenis verslechterden de politieke spanningen in Portugal, waardoor de koloniale ambities werden uitgesteld. Positief punt echter was de komst van de moderne seismologie. Ondanks de ramp en dankzij de grote koloniale rijkdom van Portugal, werd een enorme hersteloperatie op touw gezet en binnen een paar maanden was een groot deel van het stadscentrum van Lissabon al weer opgebouwd. De nieuwe neoklassieke centrale bairros waren de eersten ter wereld die werden ontworpen als “aardbevingbestendig” en er wordt gezegd dat grote marsorders werden gebruikt om aardbevingsactiviteit rond modelgebouwen na te bootsen om het effect te zien. Deze nieuwbouw echter concentreerde zich met name op het lager gelegen deel van de stad en de daar opvolgende economische teruggang vertraagde de complete opbouw van Lissabon. Zelfs in het eerste deel van de 19e eeuw waren er nog meldingen van vernielde gebouwen die nog niet weer opgebouwd waren. Een paar prominente gebouwen in Manuelijnse stijl overleefden de aardbeving, waaronder de toren van Belém en het Jerónimosklooster, die nu beiden een plaats hebben op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Het Castelo de São Jorge is verreweg het oudste gebouw van Lissabon, en het dateert uit de vijfde eeuw. De stadsgeschiedenis van Lissabon zou in werkelijkheid echt begonnen kunnen zijn als commercieel centrum voor Fenicische handelaars die tin vervoerden vanuit het eeuwenoude Engeland. Sporen van Fenicische invloed dateren uit de 13e eeuw voor Christus, maar het oude Lissabon werd volgens de legende gesticht door Odysseus, de bekende Griekse koning van Ithaca en held uit het beroemde heldendicht van Homerus, de Odyssee. Odysseus noemde de stad naar verluidt: “Olissipo”, wat “betoverende” of “vriendelijke” haven betekent en toen de Romeinen arriveerden werd de hoofdstad bekend als Olissipona. De Romeinen bouwden enorme tempels, aquaducten en baden door de hele stad, en een grote necropool onder het hedendaagse Praça da Figueira. Vroeg in de 8e eeuw werd Lissabon ingenomen door Moslimlegers uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten, die op hun beurt hun moskeeën bovenop de Romeinse tempels bouwden en zij bouwden ook een versterkte stadsmuur die bekend staat als de Cerca Moura, en die vandaag de dag nog steeds te zien is. Omdat de commercie en de handel floreerden onder Moorse heerschappij, werd Lissabon steeds wereldser, en het trok katholieken, Berbers en Joden naar de stad. In 1147 viel de stad in katholieke handen, wat het begin betekende van het uitmoorden, verdrijven of bekeren van de Moslimbewoners en de bouw van katholieke kerken bovenop de moskeeën.
|